De titel ‘Le Roi et le Tambour’ verwijst naar de twee hoofdrolspelers in de balladen waaraan de belangrijkste thematiek van dit stuk is ontleend. In deze liederen interpreteerde het volk met een vleugje ironie de opmerkelijke gebeurtenissen aan het Franse hof. Ik had besloten gebruik te maken van het frisse idioom van zeven eeuwen Franse volksliedtraditie, omdat in de compositie-opdracht uitdrukkelijk werd gesteld dat het een werk voor jeugdorkest moest worden. Bij het uitwerken van mijn plan werd me duidelijk hoe effectief de verschillende karakters van de gekozen liederen zorgden voor een goed muzikaal contrast. Zo lijkt in het eerste deel de tijd stil te staan als het archaïsch refrein uit de ‘Roman de la Rose’ opklinkt, onderbroken door het gebeier van het klokkenliedje uit het departement Loiret. In het laatste deel keren beide thema’s terug in volslagen andere gedaanten. De acht liederen zijn als bijlage toegevoegd op de pagina’s 45 en 46. De eerste vijf liederen leverden het thematisch materiaal voor het eerste deel. Het zesde lied is verwerkt als intermezzo in het korte tweede deel. De finale gaat uit van de laatste twee liederen, maar grijpt al spoedig terug naar vier thema’s uit het eerste deel.
Bij de eerste versie van dit werk ben ik uitgegaan van de beperkte orkestbezetting van het jeugdorkest uit Groningen dat de eerste uitvoering van het stuk gaf. In de voorliggende partituur heb ik het werk aangepast aan de rijke mogelijkheden van een volledig symfonie-orkest.