Nel fuggir del tempo (2012) uitgave Intrada, Heerenveen
Michelangelo Buonarroti (1475-1564) werd door tijdgenoten graag gezien als goddelijke belichaming van een scheppend kunstenaar. De veelzijdigheid van zijn talent bleef niet beperkt tot beeldhouwkunst, schilderkunst en architectuur. Ook als dichter toonde Michelangelo zijn leven lang te beschikken over het vermogen afgewogen vorm te geven aan de uitdrukking van strikt persoonlijke ervaringen.
In 1546 overweegt Michelangelo zijn gedichten uit te geven. Het plan wordt niet ten uitvoer gebracht omdat de geïnteresseerde uitgever in hetzelfde jaar overlijdt. In 1623 verzorgt een verre achterneef een rorrupte uitgave. Pas in 1863 verschijnt de eerste uitgave naar oerteksten ter gelegenheid van de 300-ste sterfdag van de kunstenaar. Deze uitgave bevat meer dan 300 gedichten, waaronder 75 sonnetten.
In zijn poëzie staat Michelangelo stil bij de grote thema’s van het menselijk bestaan: leven en dood, lief en leed, kunst, idealen en levensovertuiging. Vooral de vluchtigheid van het tijdelijke komt steeds weer naar voren. Vandaar dat de titel Nel fuggir del tempo (Met het vlieden van de tijd) is ontleend aan de tweede versregel van het gedicht waarmee deze koorliederen-cyclus wordt geopend en ook weer afgesloten. Michelangelo schrijft dit vroege gedicht in de luchtige stijl van een Florentijns carnavalslied, hoewel de vergankelijkheid van het vlees (carnelevare) nog letterlijk wordt overdacht. De versregels van dit gedicht hebben de dansante zwier van een frottola. Dit in tegenstelling tot veruit de meeste van zijn andere gedichten, waarin hij bij voorkeur de vijfvoetige versregel hanteert naar het voorbeeld van de door hem bewonderde dichters uit het Trecento: Dante Alighieri (1265-1321) en Francesco Petrarca (1304-1374). Vier gedichten in deze koorliederen-cyclus hebben de vorm van een sonnet, een dichtvorm waarvan Petrarca zich graag bediende. Daarnaast bevat de cyclus twee onvolledige sonnetten, voor welke dichtvorm men ook wel eens de muziekterm madrigaal reserveert.
In de zeven gedichten die op het openingslied volgen, staat de dichter in beeldrijke taal stil bij de vluchtigheid van uiteenlopende ervaringen: de zonnige en duistere momenten in het leven (Colui che fece), de verzengende kracht van het liefdesvuur (Fuggite, amanti, Amor), het koesteren van de herinnering aan een gaaf kunstwerk (Molto diletta), de schaarsheid van goede smaak (Non sempre a tutti), de miskenning van een begenadigd man (Dal ciel discese), verschuldigde dankbaarheid voor te veel gunsten (Al zucchero), en een relativerende terugblik op een leven in dienst van de kunst (Giunto è gia).
Bij het componeren heb ik getracht waar wenselijk en mogelijk de inhoud van de tekst met muzikale middelen te ondersteunen. Ik realiseer me terdege te staan in een muziek-retorische traditie van eeuwen, waaraan ik me niet wens te onttrekken. Om de onderdelen van de cyclus elk met een eigen profiel duidelijk naast elkaar te kunnen plaatsen heb ik korte tussenspelen voor gitaar toegevoegd. Dit instrument begeleidt het koor tevens bij het lied waarmee de cyclus wordt geopend en afgesloten.
Dank ben ik verschuldigd aan de vertalers Bruno de Greeve en Monique Janssens die er in geslaagd zijn het Italiaans origineel ook in rijm en versritme op de voet te volgen. Nel fuggir del tempo is opgedragen aan het Rotterdams Vocaal Ensemble Tiramisu onder leiding van Niels Kuijers, dat de eerste uitvoering ervan gaf op 20 april 2013.